Competentiemanagement op scholen

Vanaf 1 augustus 2006 zijn scholen verplicht om gestructureerd bezig te zijn met de bekwaamheid van hun personeel.De inspectie controleert scholen en kijkt of de docenten daadwerkelijk bekwaam zijn en of de organisatie zich houdt aan de eisen gesteld in de wet BIO (zie volgende artikel).

De scholen in Nederland interpreteren allemaal op hun eigen manier de wet BIO. Sommige scholen voeren het competentiemanagement in en geven een compleet eigen draai aan de wet BIO. Dit vaak met de achterliggende gedachte om met 1 systeem te werken voor alle werknemers, van docent tot conciërge.

Andere scholen grijpen de mogelijkheid aan om de gesprekscyclus in te voeren. Dit is in principe geen verplichting, maar vloeit wel automatisch voort uit de wet BIO. Om je werknemers scherp te houden is het handig om functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken te voeren.

De invoering van het principe van de wet BIO is voor scholen een hele klus. De docent van weleer die heer en meester was in zijn eigen klas moet zich nu gaan verantwoorden en onder woorden gaan brengen waarom hij of zij bekwaam is. Deze nieuwe manier van denken vergt heel wat van de docent. Sommige docenten vragen zich vertwijfeld af of ze in het verleden iets verkeerd hebben gedaan. In principe is het antwoord ‘nee’. Als je het nooit goed hebt gedaan, dan zouden de leerlingen je allang afgeserveerd hebben.

Maar we vragen tegenwoordig ook andere dingen van onze leerlingen. De leerling van nu vindt het heel gewoon om zijn eigen functioneren te beoordelen. Tevens werkt de leerling van nu met doelen en acties. Sommige scholen werken zelfs leerlingbreed met competenties.

Om de leerlingen zo goed mogelijk te kunnen begeleiden vanuit eigen ervaring is het goed om als docent deel te nemen aan de gesprekscyclus. Het is goed om aan de hand van competenties de balans op te maken en het handvat 360 gradenfeedback toe te passen. In gesprek met de leidinggevende wordt duidelijk waar jij nog meer zou kunnen ontwikkelen. Dat ontwikkelen gaat gepaard met vallen en opstaan. Dat vallen en opstaan kan je weer delen met je leerlingen, zodat ze nog meer waarde krijgen.

Movimente ondersteunt verschillende scholen in de proces. We mogen meekijken in de keuken en we mogen een bijdrage leveren vanuit onze eigen ervaringen.

De wet BIO en zijn inhoud (informatie verkregen via www.lerarenweb.nl)

Per 1 augustus 2006 is de wet BIO van kracht. De intentie van de wet BIO (wet op de beroepen in het onderwijs) is dat de kwaliteit van het onderwijspersoneel gewaarborgd wordt. Dit minimumniveau wordt uitgedrukt in zogenaamde bekwaamheidseisen.  Het gaat om bekwaam zijn en blijven. Dit is een doorgaande lijn. Werkgevers hebben de verantwoordelijkheid om hun personeel hiertoe in staat te stellen.

De 7 competenties die de Stichting beroepskwaliteit leraren (SBL) heeft geformuleerd luiden als volgt:

1 Een goede leraar is interpersoonlijk competent. Hij kan op een goede, professionele manier met leerlingen omgaan.

Een leraar die interpersoonlijk competent is, geeft op een goede manier leiding. Zo’n leraar schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. Zo’n leraar bevordert de zelfstandigheid van de leerling en zoekt in zijn interactie met hen een goede balans tussen:

  • leiden en begeleiden
  • sturen en volgen
  • confronteren en verzoenen
  • corrigeren en stimuleren

2 Een goede leraar is pedagogisch competent. Hij kan de leerlingen in een veilige werkomgeving houvast en structuur bieden om zich sociaal-emotioneel en moreel te kunnen ontwikkelen.

Een leraar die pedagogisch competent is, biedt de leerlingen in een veilige leeromgeving houvast en structuur bij de keuzes die zij moeten maken en hij bevordert dat zij zich verder kunnen ontwikkelen. Zo’n leraar zorgt ervoor dat de leerlingen

  • weten dat ze erbij horen en welkom zijn
  • weten dat ze gewaardeerd worden
  • op een respectvolle manier met elkaar omgaan
  • uitgedaagd worden om verantwoordelijkheid te nemen voor elkaar
  • initiatieven kunnen nemen en zelfstandig kunnen werken

3 Een goede leraar is vakinhoudelijk en didactisch competent. Hij kan de leerlingen helpen zich de culturele bagage eigen te maken die iedereen nodig heeft in de hedendaagse samenleving.

Een leraar die vakinhoudelijk en didactisch competent is, ontwerpt een krachtige leeromgeving in zijn groep en zijn lessen. Zo’n leraar

  • stemt de leerinhouden en ook zijn doen en laten af op de leerlingen en houdt rekening met individuele verschillen
  • motiveert de leerlingen voor hun leertaken, daagt hen uit om er het beste van te maken en helpt hen om ze met succes af te ronden
  • leert de leerlingen leren, ook van en met elkaar, om daarmee onder andere hun zelfstandigheid te bevorderen

4 Een goede leraar is organisatorisch competent. Hij kan zorgen voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer in zijn groep of klas.

Een leraar die organisatorisch competent is, zorgt voor een overzichtelijke, ordelijke, taakgerichte sfeer in zijn klas en zijn lessen. Zo’n leraar zorgt er dus voor dat de leerlingen

  • weten waar ze aan toe zijn en welke ruimte ze hebben voor eigen initiatief
  • weten wat ze moeten doen, hoe en met welk doel ze dat moeten doen

5 Een goede leraar is competent in het samenwerken met collega’s. Hij kan een professionele bijdrage leveren een goed pedagogisch en didactisch klimaat op de school, aan een goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie.

Een leraar die competent is in het samenwerken met zijn collega’s, levert zijn bijdrage aan een goed en pedagogisch en didactisch klimaat op zijn school, aan goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie. Dat wil zeggen dat zo’n leraar

  • goed met collega’s communiceert en samenwerkt
  • een constructieve bijdrage levert aan vergaderingen en andere vormen van schooloverleg en aan de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd om de school goed te laten functioneren
  • een bijdrage levert aan de ontwikkeling en verbetering van zijn school

6 Een goede leraar is competent in het samenwerken met de omgeving van de school. Hij kan op een professionele manier communiceren met ouders en andere betrokkenen bij de vorming en opleiding van zijn leerlingen.

Een leraar die competent is in het samenwerken met de omgeving, levert in het belang van de leerlingen zijn bijdrage aan een goede samenwerking met mensen en instellingen in de omgeving van de school. Dat wil zeggen dat zo’n leraar

  • goede contacten onderhoudt met de ouders of verzorgers van de leerlingen
  • goede contacten onderhoudt met mensen en instellingen die ook te maken hebben met de leerlingen

7 Een goede leraar is competent in reflectie en ontwikkeling. Hij kan op een professionele manier over zijn bekwaamheid en beroepsopvattingen nadenken. Hij kan zijn professionaliteit ontwikkelen en bij de tijd houden.

Een leraar die competent is in reflectie en ontwikkeling, denkt regelmatig na over zijn beroepsopvattingen en zijn professionele bekwaamheid. Zo’n leraar streeft ernaar zijn beroepsuitoefening bij de tijd te houden en te verbeteren. Zo’n leraar

  • weet goed wat hij belangrijk vindt in zijn leraarschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat
  • heeft een goed beeld van zijn eigen competenties, zijn sterke en zwakke kanten
  • werkt op een planmatige manier aan zijn verdere ontwikkeling
  • stemt zijn eigen ontwikkeling af op het beleid van zijn school en benut de kansen die de school biedt om zich verder te ontwikkelen